Het kwam eigenlijk door het geweldige optreden van Foo Fighters op Pinkpop dit jaar. Ik zag het op tv en het wekte nostalgische gevoelens bij me op. Ik realiseerde me ineens dat ik de laatste tijd meer naar rustige akoestische gitaren luister dan naar scheurende elektrische gitaren. Het zal wel een teken zijn dat ik oud word (30!). Het inspireerde me om weer eens wat stevige rockmuziek te luisteren. Te beginnen met de Foo Fighters zelf. Daarna was het een kleine stap naar de band die me jaren in zijn greep heeft gehad: Nirvana.
Zo rond mijn vijftiende heb ik tijden vrijwel uitsluitend naar Nirvana geluisterd. Op weg naar school in Almelo, tijdens het uitlaten van de hond en natuurlijk op mijn kamer. Kurt Cobain was al dood, dus ze live zien of verrast worden door een nieuw album zat er niet in. Ter compensatie speurde ik platen- en cd-beurzen af naar bootlegs vol demo’s, b-kantjes en live-opnames. Dat leverde veel plezier op, maar weinig echt goede muziek. Twee steengoede studio-albums (Nevermind en In Utero), een mooie unplugged cd en een handvol interessante losse liedjes heeft Nirvana nagelaten. De rest (inclusief debuutalbum Bleach) is eigenlijk nauwelijks de moeite waard.
Komende zomer is het twintig jaar geleden dat Nirvana hun legendarische album Nevermind uitbrachten. Om dat te vieren komt er een heruitgave, met drie bonus cd’s vol obscuur materiaal. Vijftien jaar geleden was ik er dolblij mee geweest. Inmiddels weet ik dat ‘nooit eerder uitgebracht materiaal’ meestal met een reden nooit eerder uitgebracht is.